Achtergrond

Lokaal

Een van de leuke dingen van keramiek maken is de mogelijkheid om vanaf de bodem iets op te bouwen. Letterlijk, want deze berg klei komt uit de Hollandse IJssel bij Gouda. Al 800 jaar geleden werd langs de Hollandse IJssel voor het eerst klei gewonnen om bakstenen te maken en vanaf de 15de eeuw ontstonden de eerste steenplaatsen die de bekende gele ijsselsteentjes produceerden. In 1561 waren er zo’n 60 steenovens in Gouda.

Samen met Fenna ter Haar, die vlak bij haar atelier aan de Hollandse IJssel een afgraving zag en toestemming kreeg van de eigenaar daar een deel van te gebruiken, lieten we een vrachtwagen met twintig kuub klei afleveren. De pure klei is stug en weinig plastisch en kan in deze vorm niet gebruikt worden om mee te draaien. Nadat de klei gedroogd is en aangelengd tot slib en gezeefd, voeg ik er nog wat vette klei aan toe om het draaibaar te maken. Het blijft lastige klei om mee te werken omdat het weinig geduldig is, maar het voelt (en is) zeer natuurlijk en het resultaat is prachtig ingetogen robuust. De zelfgemaakte glazuren zijn geïnspireerd op het Hollandse landschap.

Duurzaam

In mijn werkplaats probeer ik zo min mogelijk weg te gooien. Afgekeurd draaiwerk en kleisnippers die overblijven na het afdraaien, verzamel ik in emmers om tot nieuwe draaiklei te verwerken. Na het glazuren vang ik bij het schoonmaken van mijn gereedschap de resten glazuur op voor hergebruik. Aan het eind van het jaar houd ik zo maar een beetje klei- en glazuurafval over om naar het milieudepot te brengen. De elektriciteit in de werkplaats komt van eigen zonnepanelen. Om CO2-uitstoot te compenseren planten we jaarlijks verschillende bomen in ons eigen bos en doneer ik aan Trees for All.

duurzaam werken en co2 verminderen door bomen te planten

Geschiedenis

Bij ons thuis in Polsbroekerdam werd veel geknutseld en geklust. Kapotte dingen werden het liefst gerepareerd in plaats van weggegooid. We waren veel buiten en sprongen slootje en schaatsten en de slootkanten lagen vol met prachtige skeletjes, oude scherven en Goudse pijpen. Na mijn middelbare school in Gouda ben ik naar Amsterdam vertrokken om Nederlandse Taal en Letterkunde te studeren. Daar specialiseerde ik mij in historische letterkunde en studeerde ik af bij Piet Verkruijsse op een handgeschreven en rijk geïllustreerd zeventiende eeuws reisdagboek van Pieter Aeriaensen Buijs, schoolmeester en zeeman te Benningbroek. Piet Verkruijsse was geestig en hield van precisie en kwaliteit en met zijn enthousiasme voor het oude boek maakte hij, met behulp van oude drukken en egodocumenten uit vervlogen tijden, de geschiedenis tastbaar. Daarna heb ik een aantal jaren historisch onderzoek gedaan voor verschillende opdrachtgevers. Ook nu ben ik mij door te kijken naar andere pottenbakkers en oude technieken en naar keramiek uit vroeger tijden en andere culturen, bewust van de traditie waarin ik sta en voelt wat ik maak geworteld in het verleden.

Sporen

Een paar jaar na mijn afstuderen begon ik aan het International Master’s Degree Programme Museology aan de Reinwardt Academie. Ik genoot van de lessen Theoretical Museology van Peter van Mensch die de kunst bezat om aan de hand van anekdotes en tastbare historische sporen in bijvoorbeeld het landschap een onderwerp tot leven te brengen. Verder was de studie museologie mij te veel gericht op bedrijfsvoering, waardoor ik mijn scriptie niet meer schreef. Op de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag, afstudeerrichting Beeldende kunst 3D, voelde ik mij meer op mijn plek. Daar werd ik me weer bewust van de voldoening om iets met eigen handen te maken. De meeste docenten vroegen altijd eerst voorzichtig of ze even aan je kunstwerk mochten zitten, maar Geer Steyn maakte indruk door de tweede les met een slaghout in te slaan op de koppen die we de week ervoor hadden geboetseerd. Iedereen had zijn best gedaan op de wenkbrauwen, de neusvleugels en de oren, maar hij maakte duidelijk dat het eerst en vooral ging om de grote vorm. ‘Als een boeg van een schip’, riep hij met sonore stem terwijl zijn stok door de ruimte zoefde richting drie uur werk van de vorige week om zo de grondvorm te corrigeren. Daarna was wel duidelijk wat hij bedoelde. Hij bracht ook overtuigend dat spatels en andere hulpmiddelen niet nodig waren, daar had je je handen voor. Sporen van vingerafdrukken maken het werk eigen.

Tastbare taal

De academie heb ik afgerond met een examententoonstelling die vooral bestond uit geluids- en videowerken en daarna viel de productie stil. Het duurde een tijdje voordat mij duidelijk werd dat ik het echte werk met mijn handen miste. Ik wilde werken met een meer tastbaar materiaal, een gedegen kennis ervan en met de bijbehorende technische mogelijkheden; ik zocht een taal in een materiaal dat bij me paste. Bovendien had ik liever een vak dat meer in de maatschappij stond. Ooit maakte ik een video op het strand waarbij ik papieren bootjes in de branding liet wiegen en raakte ik in gesprek met een onbekende vrouw. Naderhand vond ik dat gesprek veel waardevoller dan mijn filmpje, minder losgezongen van de werkelijkheid. Terugkijkend is vanaf dat moment de zoektocht begonnen naar wat ik wel wil maken. Dat bleek keramiek te zijn. De klei is in het maakproces nog lekker plastisch en het eindresultaat is functioneel gebruiksgoed dat onderdeel van het dagelijks leven is en dat iedereen iedere dag in zijn handen kan houden. Dankzij Mathieu van der Giessen die bij SBB, later de Nederlandse Keramiekopleiding, rustig en ontspannen op een licht ironische en toch bevlogen manier het oude ambacht toonde en uitlegde, heb ik drie jaar lang stap voor stap de basis van het pottenbakken onder de knie gekregen. Daarna heb ik al draaiend, door uit te proberen en te kijken naar anderen, langzaam maar zeker mijn eigen vormtaal gevonden: sober, aards, functioneel en technisch zo goed mogelijk.